Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [40]Een ieder wordt van de [41]vrucht des monds met [42]goed verzadigd; en de vergelding [43]van des mensen handen zal hij tot [44]zich wederbrengen. 40. Hebreeuws, van de vrucht des mans mond wordt hij met goed verzadigd; dat is, naardat een ieder zijne tong wel gebruikt, zal hij goed van God ontvangen. 41. Versta, zijn wijze en godvruchtige redenen. Vergelijk onder hfdst.13 vs.2, en hfdst.18 vs.20. 42. Dat is, dat het tijdelijke en eeuwige welvaren aangaat. 43. Versta, van zijn eigen handen. 44. Dat is, weder van God uit genade bekomen. Naar dat een ieder gedaan heeft zal hem ook geschieden.